Meester van Elsloo klinkt als de naam van een Nederlandse meester-houtsnijder. In werkelijkheid kwamen de beelden uit meerdere werkplaatsen in de regio Limburg. Daar maakten vier generaties van houtsnijders hun opdrachten, vooral voor de katholieke kerk. Volkomen anoniem.
De Christus van de Meester van Elsloo, te vinden in museum het Catharijneconvent te Utrecht.
Hun naam kregen ze pas in 1940, toen de historicus prof. dr. J.J.M. Timmers hun werken verbond met een gekleurd houten beeld van Sint Anna-te-Drieën in de Sint Augustinus kerk in Elsloo, even boven Maastricht. Timmers zag overeenkomstige stijlkenmerken. De smalle gezichten. De hoge jukbeenderen. De prachtig gesneden plooival van de mantels.
‘Niederlandisch’ is niet Nederlands
Slechts een enkele naam duikt op als vertegenwoordiger van deze groep. Johan van Oel bijvoorbeeld, die werkte in een beeldwerkplaats bij Roermond, van 1490 tot 1530. Jan van Steffeswert uit Maastricht hoorde er zeker niet bij; hij signeerde al een deel van zijn werken, als een van de eerste houtsnijders van zijn tijd. Hoeveel beeldsnijders nu precies als ‘Meester Van Elsloo’ in musea terecht zijn gekomen? Niemand weet het zeker.
Een van hun werken, de beeldengroep ‘Het verdriet om Christus’, is nu te vinden in het Suermondt-Ludwig Museum in Aken, dat claimt de grootse collectie van laat Middeleeuwse houtsnijkunst uit de Nederlanden te bezitten. Dit Duitse stadsmuseum bracht dan ook een goed verzorgd en zeer grondig wetenschappelijk boek uit, onder de titel ‘Niederländische Sculpturen, von 1130 bis 1600’.
Denk echter niet dat alle beschreven werken uit het tegenwoordige Nederland komen. De Duitsers gaan uit van vroegere landsgrenzen, zodat ook werken van houtsnijders uit Antwerpen, Brussel, Mechelen en Brabant in de verzameling zijn opgenomen. ‘Niederlandisch’ moet dan ook vertaald worden als ‘De Lage Landen’. De Meester van Elsloo was vooral actief in wat nu de ‘Euregio’ heet. Ook deze groep krijgt aandacht in het boek, tussen vele andere anonieme beeldsnijders.
Gewaden en het briefpaneel
De ambachtelijke vaardigheid van de Middeleeuwse houtsnijders is jaloersmakend. Hoe de wijde gewaden van al die heilige mannen en vrouwen vallen, wordt door oppervlakkige museumbezoekers misschien voor kennisgeving aangenomen. We kennen zelfs veel van al die heiligen en hun symbolen niet eens meer. Maar probeer het maar eens na te maken. Vooral hoe kunstig de plooien aan de onderzijde van de stof vallen. Het is een techniek die in de gotiek ook werd toegepast op zogenaamde ‘briefpanelen’. Dat zijn afbeeldingen van perkamenten rollen, die door de gilden van meubelmakers en houtsnijders ter versiering in kisten, kasten en deuren werden verwerkt. De associatie is ook sterk met een altaarkleed dat over een altaar is gedrapeerd.
Verschillende Nederlandse musea bezitten werken van de Meester van Elsloo. Het Bonnefantenmuseum in Maastricht telt er enkele, maar ook het Rijksmuseum in Amsterdam en het Centraal Museum in Utrecht. Plus niet te vergeten museum Het Catharijneconvent, ook gevestigd in de voormalige Bisschopsstad van Nederland. Utrecht was in die tijd de centrale handelsstad van de Noordelijke Nederlanden, met veel koopkrachtige geestelijken, edelen en welgestelde burgers. In Utrecht zelf waren dan ook tientallen beeldhouwers gevestigd, zoals ‘Meester van de Utrechtse stenen vrouwenkop’ en Adriaen van Wesel.
De discipel ‘Jacobus de Meerdere’ raakte door de eeuwen heen een hand en zijn staf kwijt.
Zo’n tweehonderd werken
In totaal zo’n 200 werken worden nu aan Meester van Elsloo toegeschreven, verspreid over ‘vier perioden’. Het zijn de Duitse wetenschappers uit het boek die deze onderverdeling maken. Ik citeer: ‘De stilistische ontwikkeling, die binnen de Elsloo groep vastgesteld kan worden, doet vermoeden dat het om meerdere opeenvolgende generaties van beeldsnijders gaat’.
De derde generatie zou kwalitatief het beste zijn geweest in het stileren van de wijd vallende kleding van de Middeleeuwers. En dat alles in eikenhout, niet de allermakkelijkste houtsoort om te bewerken. Zo hard dat je schouder na een dag ruwe vormen uithakken pijnlijk aanvoelt, maar tegelijkertijd zo bros als een suikerklontje wanneer je een los vingertje wilt uitsnijden.
Schrijvers in het boek wijten het verloren gaan van kennis over deze houtsnijders aan opeenvolgende historische gebeurtenissen. Door de Beeldenstorm van 1566 werden vooral in de noordelijke Nederlanden beelden zwaar beschadigd. Door de plunderingen raakte ook de ‘context’ van de houten beelden kwijt: hun plaats in de kerken en hun functie in de geloofsbelevenis.
De culturele ruimte
Schilderijen verdrongen daarna het verfijnde houtsnijwerk van de eerste plaats in de kunstgeschiedenis. Door de Franse revolutie en de twee Wereldoorlogen gingen ook oude archieven verloren. Wereldwijde verkoop van de historische beelden door kunsthandelaren zorgden definitief voor het verlies van de relatie tussen de beelden en de gewijde plaatsen waar ze eerst een godsdienstige functie hadden.
Wat ons rest is te filosoferen over ‘Kulturräume’, oftewel ‘culturele ruimtes’. In dit geval betreft het een groot gebied in het noorden van West-Europa, waar de houtsnijkunst aan het einde van de Middeleeuwen zo’n hoge vlucht had genomen. Die ‘ruimte’ werd ingevuld door personen en groepen die dezelfde culturele waarden deelden en deze als basis van hun kunstwerken namen. En dat gebied oversteeg in het geval van de Noordelijke houtsnijders de huidige landsgrenzen, maar reikte zeker niet tot aan Italië, waar de Renaissance de kerk- en kloosterdeuren al opengooide om er het zonlicht binnen te laten. Daar grepen kunstenaars terug op de beeldtaal van de oude Grieken, met al hun mythische goden.
Handen kwijtgeraakt
Ik heb de reis naar de grote ‘Niederländische’ collectie in Aken voorlopig nog even op mijn verlanglijstje staan. Ik bewonderde al wel de werken van Meester van Elsloo in Het Catharijneconvent in Utrecht.
Van de 13 figuren van de groep, zijn alleen Christus en drie van zijn twaalf discipelen nog bij elkaar.
In dit fraaie historische museum staat onder andere een verzameling van heiligen op sokkels, waaronder ook een van Jacobus de Meerdere. Zoals zoveel oude heiligenbeelden is hij in de loop van de eeuwen van alles kwijtgeraakt. Een linkerhand bijvoorbeeld: de handen werden altijd los van het beeld gesneden en door een houten pen in het mouwgat bevestigd. Dat is geen duurzame praktijk gebleken. Ik heb misschien wel evenveel houten beelden zonder handen gezien als marmeren bustes zonder neus.
In de rechterhand moet de apostel ook iets omhoog hebben gehouden. Het is niet zeker wat dat is geweest, ook al hadden aardig wat heiligen een ‘eigen’ symbolisch voorwerp. Dat kon zelfs een huis zijn, wat een ietwat surrealistisch beeld opleverde. Ik zag zelfs eens een schilderij in Toscane, in het Palazzo Publico in Sienna, waar een stervende man bezoek kreeg van een heilige met een behoorlijke hoeveelheid onroerend goed in de armen geklemd. De Jacobus van Meester van Elsloo heeft nog steeds een stuk van zijn stok of staf vast, maar het bovenstuk is afgebroken. Misschien was het met enkele schelpen versierd. Maar dat is speculatie.
Het beeld van Jacobus moet omstreeks 1520 gesneden zijn, als onderdeel van een beeldenverzameling van Christus met zijn apostelen. Er moeten met Christus meegeteld 13 beelden zijn geweest. Nu zijn er nog vier van over. Althans, er staan er vier van de 13 in Utrecht op rij.
Christus met een aardbol
Ik vond in deze groep het beeld van Christus echter de mooiste, zoals hij is afgebeeld als ‘Salvator Mundi’, de verlosser van de wereld. Hij houdt een bol vast, die de ronde aarde symboliseert. En Christus maakt een zegenend gebaar, volgens de curatoren van het museum. Of dat echt waar is moeten we maar geloven. Ook die zegenende hand is verdwenen, net als die van Jacobus. Alleen Judas heeft zijn beide handen nog, die stevig een opengeslagen Bijbel omklemmen.
Het is allemaal kennis die is verdwenen in de branding van de tijd. Bovendien hebben kunsthistorici maar heel beperkt belangstelling getoond voor de rijkste periode in de geschiedenis van de houtsnijkunst in de Nederlanden, volgens de schrijvers van dit zeer begeerlijke Duitse boek.
Jan Bom (met dank aan Tom Ligthart van Guts en Klopper)
‘Niederländische Sculpturen, von 1130 bis 1600’, bestelbaar bij het Suermondt-Ludwig Museum in Aken. (Prijs: 29 euro, exclusief verzendkosten)