Auguste Forestier was als psychiatrisch patiënt de belangrijkste inspirator voor de Art Brut. Zijn houten beelden van generaals, mens-dieren, schepen en huizen staan nu in musea en gaan nog steeds de wereld over. Zo werd de droom van Forestier om verre reizen te maken alsnog werkelijkheid.
Auguste Forestier, inspirator voor de Art Brut, maakte ook generaals die hij als kinderspeelgoed verkocht.
Noem het Art Brut, Outsider Art, naïeve kunst of volkskunst. Feit is dat de Franse kunstenaar Jean Dubuffet (1901 – 1985) in de jaren ’40 van de vorige eeuw het psychiatrisch ziekenhuis in het Saint-Alban-sur-Limagnole bezocht. Hij had houten werkstukken van de patiënt Forestier gezien en wilde hem ontmoeten. Dubuffet vond dat mensen die niet door conventionele kunsttraining waren aangeraakt niet werden geremd door een superego. Het ontbreken van academische kennis zou ze zelfs beter in staat stellen primaire driften en verlangens uit te drukken, emoties die direct verbonden waren met mystieke krachten en het universum.
Daar in de inrichting bleken tot zijn verbazing nog veel meer patiënt-kunstenaars te wonen die tekenden, met textiel werkten, schreven en schilderden. Het waren er zelfs zoveel dat Dubuffet de naïeve kunststroming ‘Art Brut’ muntte, om aan te geven hoe de patiënten hun verbeelding tastbaar maakten.
Geen van allen werden ze gehinderd door enige kennis van de kunstgeschiedenis. Ze stonden ver buiten de maatschappij. Opgesloten in een inrichting. De directeur gaf ze wel allemaal materialen om te schilderen, te borduren, te dansen of in hout te werken. Maar het beroemdste van allen werd toch August Forestier.
Een huis van Auguste Forestier toonde vooral een poort naar de vrijheid.
Auguste Forestier (Naussac, 1887-Saint-Alban-sur-Limagnole, 1958) begon als jongen van huis weg te lopen, zonder een cent op zak. Hij stapte zonder een kaartje te kopen in de trein en ondernam lange reizen. Het moet een verlangen naar onbekende streken zijn geweest, die al zijn escapades verklaren. Maar elke keer weer werd hij toch weer door de politie naar zijn dorp teruggebracht.
De fascinatie voor treinen bleef. Forestier veroorzaakte in mei 1914 zelfs een ontsporing in een tunnel door stenen op de rails te leggen. Bij zijn arrestatie verklaarde hij: ‘Ik wilde zien hoe de stenen verbrijzeld werden. Ik dacht er niet aan dat de trein zou ontsporen’.
Beelden uit botten van de slagerij
In de gevangenis sneed hij houten medailles, waarvan hij zei dat ze hem door de spoorwegmaatschappij waren gegeven, als teken van waardering. Forestier werd uiteindelijk niet veroordeeld voor het vernielen van openbaar bezit, maar werd wel onverantwoordelijk geacht voor zijn daden. Hij werd opgesloten in wat toen nog een ‘gesticht’ of zelfs ‘gekkenhuis’ heette, in Saint-Alban in het departement Lozère, niet ver van de Spaanse grens en de Middellandse Zee.
In 1915, een jaar na zijn psychiatrische opsluiting, wordt gemeld dat hij ‘vaak bezig is met het tekenen en snijden van botten uit de slagerij. Hij werkt heel hard en bereikt een soort primitieve artisticiteit’.
Forestiers reislust was echter nog niet helemaal overgewaaid: hij gold als ‘ontsnappingsgevaarlijk’. In totaal liep hij tussen 1914 en 1923 vijf keer weg. Toch begon hij zijn fysieke reizen steeds meer te vervangen voor reizen in zijn verbeelding. Zijn tekeningen en sculpturen namen hem mee op fictieve reizen door de geschiedenis. De psychiater Jean Oury, die van 1947 tot 1949 in Saint-Alban werkte en Forestier behandelde, diagnosticeerde dat Forestiers werk ‘altijd de sporen zou blijven dragen van het ideaal van de reiziger’.
Auguste Forestier verbeelde een imaginair verleden met niet bestaande legerleiders.
Forestiers fantasiewereld werd zeker verrijkt door de plek waar hij woonde. De inrichting was gehuisvest in een oud 13e-eeuws kasteel dat in de 16e eeuw werd uitgebreid met vier torens. De buitenmuren zijn massief; alleen de hoofdingang en het raam erboven waren versierd met pilasters en puntgevels in roze zandsteen. Forestier stond ook niet onverschillig tegenover deze deur; deze symboliseerde zowel zijn opsluiting als een opening naar de wereld. Hij plaatste zijn sculpturen bij deze poort om ze te ruilen met ziekenhuispersoneel. Ook verkocht hij ze te aan boeren die er langskwamen, die de beeldjes kochten als speelgoed voor hun kinderen.
Een eigen werkplaats in de gang
Forestier had zelfs een soort van werkplaatsje gecreëerd in de gang die van de bijkeuken naar een binnenplaats leidde. Hij had er een werkbank neergezet, en bezat wat rudimentair gereedschap, een kleine beitel, een mes en spijkers. Hij zwierf door het ziekenhuis om kapotte voorwerpen en weggegooide resten stof te verzamelen. Tanden van dieren, alles kon hij gebruiken. Hij begon ook armen, benen, hoofden, vleugels en decoratieve lijstwerken uit de stukken hout te snijden die hij had verzameld.
Forestier bereikte al doende zo’n technische vaardigheid en snelheid dat hij een rijk scala aan objecten kon vervaardigen. Hij construeerde zijn figuren, soldaten, boten, ruiters, dieren, huizen, kindermeubilair en karren op zo’n eigen manier dat er een eigen ‘handtekening’ ontstond.
Een monster van Forestier met echte tanden, voeten en de staart van een vis.
De metamorfose van mens en dier werd een belangrijk thema voor hem. Misschien dat een plaatselijke legende hem inspireerde, over het ‘verschrikkelijke beest van Gévaudan’, een soort van weerwolf. Deze terroriseerde eeuwen eerder de dorpelingen en zou tal van slachtoffers hebben gemaakt.
De monsters die Forestier construeerde, roepen beelden op van hoe dit beest eruit zou kunnen hebben gezien: zijn dierfiguren hebben de soms snuiten van wolven, de staarten van vissen, maar bevatten ook delen van vogels – bij verschillende van hen groeien vleugels uit hun rug. Maar het zijn ook deels mensen, omdat ze op twee voeten staan. Ze kunnen vliegen, zwemmen en lopen. Gehuld in kleding gemaakt van restanten stof en versierd met medailles, hebben sommige monsters een menselijk hoofd en lichaam, maar wel met een vogelbek.
Een verlichte psychiater
Omdat hij uiteindelijk niet meer buiten de muren van het ziekenhuis durfde, of wilde, verzon Forestier ook de ‘stationaire reiziger’. Hoewel hij de zee nooit had gezien, begon hij fantasieschepen te bouwen. Hij liet ze ‘varen’ op de wegen van Lozère door ze te verkopen en te verhandelen. Eén zo’n schip leverde een bijzondere foto op, omdat de nieuwe vrijgevochten directeur van de inrichting ermee op het dak klom en het denkbeeldig door de lucht liet varen.
De verlichte directeur van de inrichting, Francesc Tosquelles, laat een schip van Forestier door lucht varen.
De rol van deze psychiater Francesc Tosquelles was van enorme betekenis voor de ontwikkeling van Forestier. De Spanjaard was gevlucht uit het Spanje van de dictator Franco. Middenin de Tweede Wereldoorlog, in 1943, nam hij met al zijn idealen de leiding van Saint-Alban over.
De inrichting verkeerde op dat moment in een institutionele crisis. Onder het juk van de Franse Vichy-regering en de bezetting door de nazi’s werden elementaire voorzieningen voor de psychiatrische bevolking van het land vrijwel geheel afgeschaft. Het ziekenhuis telde destijds iets meer dan 850 patiënten.
Ruimte voor dansen en toneel
Tosquelles transformeerde de organisatie radicaal door er zijn baanbrekende ideeën over ‘institutionele psychotherapie’ te implementeren. Het is een benadering van psychiatrische zorg die de hiërarchie in de organisatie wil elimineren. Zo probeerde hij de grenzen tussen patiënten, artsen en facilitair personeel te slechten.
Ingebed in Tosquelles’ benadering van psychiatrische behandeling was het opnemen van patiënten in de dagelijkse activiteiten van het ziekenhuis. En dat was een rijk pallet: van het onderhouden van de faciliteit en een ruimte voor feesten, konden de patiënten ook toneelstukken en dansen organiseren. Ook kregen ze toegang tot een bibliotheek, bioscoop en kunstworkshops.
De directeur stond ook open voor het leggen van contacten met de lokale gemeenschap en andere buitenstaanders. Door de oorlogssituatie namen dissidenten hun toevlucht tot de inrichting om zo vervolging te voorkomen. Onder de buitenstaanders die tijd doorbrachten in Saint-Alban was ook de Franse kunstenaar Dubuffet, die zijn ogen niet kon geloven, toen hij de creatieve resultaten van het nieuwe regime zag. Zo veelomvattend waren ze dat hij de term ‘Art Brut’ voor al die kunstenaars-patiënten bedacht. Hij nam werken van Forestier mee naar Parijs, om ze daar aan Picasso te laten zien – onder andere.
Geen psychopathologische kunst
Volgens senior curator van autodidactische kunst en Art Brut, Valérie Rousseau, werkzaam bij het American Folk Art Museum in New York, klikte het niet meteen tussen Dubuffet en Tosquelles: ‘Als medisch beoefenaar begroette Tosquelles Dubuffets verzamelinitiatieven aanvankelijk met scepsis. Hij zag hem als een estheet die op zoek was naar het vermarkten van werken die voortkwamen uit de psychiatrische behandeling van patiënten. De inzet van de institutionele psychotherapie in Saint-Alban was daar niet op uit, maar probeerde patiënten te rehabiliteren door ze door verschillende vormen van arbeid tot sociale uitwisseling te brengen. ‘
Rousseau: ‘Tosquelles had geen interesse in de culturele missie van Dubuffet met zijn Art Brut. Ondertussen verzette Dubuffet zich tegen de afzondering van individuen op basis van een scheiding tussen normaal en afwijkend gedrag, een scheiding die hij vals vond.’
Toch vonden de twee uiteindelijk een werkbare basis die de kunstgeschiedenis veranderde. Of op zijn minst verrijkte. Met autodidactische kunstenaars-patiënten en tal van andere ongeschoolde makers.
Wie werken van Forestier wil zien kan onder andere terecht in het Lille Métropole Musée d’art moderne, d’art contemporain et d’art brut, Villeneuve d’Ascq. Andere musea: Collection de ‘Art Brut in Lausanne, Musée de la Création Franche in Bègles, Frankrijk en het Musée de l’Art Brut & Singulier in Montpellier, Frankrijk.
Tekst Jan Bom