Na eerst verbannen te zijn naar de vuilcontainer, is hout weer helemaal terug in het interieur. Dat merkt de kunstenares Christine Langerhorst (1937), die al in de jaren ’60 in Utrecht galeries met houten kunstvoorwerpen runde. Langerhorst maakt magnifieke boeken van hout.
Ze is van 1937, dus 85 jaar oud. Maar ze hanteert nog steeds de lintzaag, wat een riskante machine kan zijn. Onder de handen van Christine Langerhorst ontstaan uit unieke stukken hout boekwerken met diep ingezaagde bladzijden. De pagina’s zijn zo dun, dat je je afvraagt: hoe kan iemand dit maken?
Nee, ze beeft niet. Ze is zelfs wat verbaasd over deze vraag en kijkt naar haar handen. Een beetje gerimpeld zijn ze wel. Wat wil je, op die leeftijd? Maar ze gaat nog steeds naar de houtwerkplaats in haar woonplaats Utrecht. Ze werkt daar alsof ze nog maar net 40 jaar is geworden. “Ik heb eens spontaan gezegd dat ik 97 ga worden.”
In de voortuin van haar woning staat een enorme boomstronk. “Die is van een duizendjarige eik”, vertelt ze. “Maar het is niet de stam, hoor. Het is een afgevallen tak. De boom zelf leeft nog steeds.”
Haar voorkamer is een kleine expositieruimte met daarin schitterende ‘boeken’ die ze sneed uit stukken van deze eik. De bast zit er nog aan, met binnenin donkere knoesten en gaten. Er steken grote verroeste nagels uit. Het werk refereert bijna aan de spijkers aan het kruis op Golgotha, geslagen door de handen van Jezus.
Die Bijbelse associatie roepen ook enkele andere werken van Langerhorst op. Ongemerkt denken we aan een beeld dat de Duitse meestersnijder Tilman Riemenschneider in 1515 van de heilige Catharijne maakte, als voorname vrouw met een Bijbel tegen het hart gedrukt.
De privé-expositie toont meer bijzondere stukken hout. We zien werken gemaakt uit een fluweelboom, twee schalen uit loodzwaar pokhout en een boek gemaakt van een stuk diepzwarte moereik van 8 á 10 duizend jaar oud, opgevist uit het Amsterdam-Rijnkanaal. Het werd haar in 1983 door Rijkswaterstaat geschonken. Of dat stuk esdoorn van meer dan 200 jaar oud, afkomstig van de Utrechtse Maliebaan, waar keizer Napoleon nog met zijn troepen defileerde. “Die boom is als schietschijf gebruikt.” Dat was erg oppassen met zagen, al dat vergane lood in het hout, ook al kan ze zelf nog steeds de tanden van de lintzaag goed aanscherpen.
Toch zijn het vooral de ‘tekeningen’ in het hout die het uitgangspunt voor haar kunstwerken worden: “de verhalen die de bomen ons vertellen.” Ze pakt een langgerekt boek op, waarmee ze met de zaag zowat 25 centimeter lange bladzijden insneed. Op de omslag ervan is ‘slaap’ te zien, een grillige vertekening in het beukenhout. “Veroorzaakt door twee soorten schimmels, die elkaar tegenwerken. Heel bijzonder. Ik zag er de kop van een hond in. Dit boek heet dan ook ‘De Vliegende Hond’.”
Een boek van donker hout toont in de gerafeld aandoende bladzijden ook een beeld. Zien we wat voor dieren het zijn? “Dit boek heet ‘De Zwijnenjacht’.” En inderdaad, ineens duiken een rij repeterende koppen van wilde zwijnen op. Ze lijken in gevechtsformatie te staan, gereed voor de tegenaanval.
Opstijgende vlinders
Aan de muur van haar woonkamer hangt een werk dat qua subtiliteit onovertroffen is. Op het eerste oog is het een groot boek waarvan de losse bladzijden als door een windvlaag de lucht in lijken te vliegen. De pagina’s zijn spiegelbeelden van elkaar, zoals oude meubelmakers voor hun pronkkasten mooie stukken fineer gespiegeld verwerkten. We raden. Zijn dit misschien opstijgende engelen?
Fout. Alweer blijkt de kunstenares met beide voeten stevig in de natuur te zijn verankerd. Langerhorst: “Het zijn vlinders. Het zijn de vleugels van vlinders. En kijk eens op de tekening van het hout…”
We kijken en zien een lichte vorm in het hout, ook weer een vertekening door schimmels. In elke opstijgende bladzijde is deze weer wat groter. “Het is de pop van de vlinder, die naarmate de vlinders hoger vliegen steeds groter wordt: de pop ontpopt zich tot vlinder.”
Alles doet ze nog zelf. Zelfs voor het verduurzamen van haar werk heeft ze haar eigen natuurlijke methodes ontwikkeld. Ze mengt ongekookte lijnolie met terpentijn; het ene een product van vlas, het andere de hars van een conifeer. Haar waarschuwing: “Geen gekookte lijnolie gebruiken. Dat droogt veel te snel. Ongekookte olie neemt de tijd en levert een mooier resultaat op. En terpentijn dus, en geen terpentine, om tot diep in het hout door te dringen. Terpentine is heel ander spul. Afkomstig van aardolie.”
Foute producten komt haar huis dus niet in, dat geurt naar mooie Franse boenwas. Haar verhaal vervolgend: “En dan heb ik een oude weckketel met lijnolie waar ik het hele beeld in onderdompel. Daarna zet ik het op een afdruiprek, om het te laten drogen. Na twee dagen veeg ik de oppervlakte af.”
“Krankzinnige wereld”
Langerhorst is uitstekend op de hoogte van actuele ontwikkelingen. Als het gaat over het verbranden van bomen om zo ‘groene’ energie op te wekken: “Ik vind deze wereld krankzinnig geworden.”
We komen te praten over de vraag welke kunstwerken na te maken zijn met Artificial Intelligence (AI) en welke beelden niet. “Die van mij niet”, stelt ze resoluut. Je kunt vandaag al beelden digitaliseren en mechanisch namaken. Langerhorst: “Maar het zoeken naar vertellingen in het hout en daarmee verder werken, dat zal nooit door AI gedaan kunnen worden. Hout moet je ook voelen. Ik denk dat door de bedreigingen van de nieuwe technologie mensen steeds meer gevoel voor hout krijgen.”
Voor zulke unieke boekvormen zijn de prijzen van het werk van Langerhorst heel bescheiden. Aan actieve acquisitie doet ze niet meer. Op de jaarlijkse houtmarkt in haar woonwijk Oog in Al verkoopt ze wel kleinere boekjes voor bedragen van 70 euro. De grotere werken zijn eigenlijk nog spotgoedkoop, met prijskaartjes van 700 euro. Voor echt unieke stukken vraagt ze 2.800 euro. “De mensen hebben geen idee hoeveel uren werk daarin zit. Al die bladzijden uitzagen. En dan ben je nog niet klaar, want de zaag laat ruwe vezeltjes achter. Die moet je met een schuurpapiertje ook nog wegschuren. Daarna de omslag polijsten, met steeds fijner schuurpapier.”
Met een ‘brandpen’ vervolmaakt ze de illusie van het boek, door op de toch al dunne houten bladzijden nog eens extra diepbruine lijnen aan te brengen. Soms brandt ze ook in sierlijke letters een tekst in de bladzijden. “Klanten vragen me wel om een gedachte aan een boek toe te voegen.”
“Afvalcontainers vol schrootjeswanden”
Utrechtser dan Langerhorst kan een kunstenaar niet zijn. Vroeger al, toen ze nog op de draaibank enorme standaarden voor kaarsen maakte, had ze een atelier in een werfkelder aan de Oude Gracht. Oude krantenknipsels getuigen ook nog van een bezoek van Prins Bernhard, met donkere pilotenbril op, anjer in zijn revers. In de Jaarbeurs toont ze de prins van Oranje een antieke houten draaibank. Een andere krantenkop, vergeeld: ‘Hout zit gebeiteld aan de Utrechtse Wittevrouwenstraat’. In deze straat had ze meer dan tien jaar een eigen kunstgalerie: ’Hart voor Hout’.
In deze periode zag ze hoe hout uit interieurs verdween. “Eerder nog, van 1964 tot 1965, had ik een galerie in de Servetstraat, aan de voet van de Domtoren. Enthousiast waren de mensen toen; in tegenstelling tot de periode in de Wittevrouwenstraat. Toen was hout ineens uit de mode. Je zag overal afvalcontainers vol schrootjeswanden staan. De mode was zwart-wit interieur en hout was ineens oubollig. In 1993 hadden we in Slot Zeist een onvoorstelbaar mooie expositie ingericht van alle houtkunstenaars uit binnen- en buitenland die deelnemer van Hart voor Hout waren. Die duurde twee maanden, maar alle kunstcritici lieten het afweten. Niemand schreef erover, dus kwam er bijna niemand, behalve de genodigden bij de opening. Voor alle deelnemers was dit een enorme afknapper. Grappig dat het nu weer andersom is en wordt.”
Ook werkte ze zo’n 15 jaar vanuit Frankrijk, waar haar man een verzakt kasteel wilde opknappen. Ze deed daarnaast een studie hypnotherapie en had lange tijd een eigen praktijk aan huis. Ze werkte met moeders.
Idee voor het Catharijneconvent?
Maar hoe kwam Langerhorst erbij om houten boeken te gaan maken? “Dat begon heel toevallig. Een klant die in ‘Hart voor Hout’ kwam, vroeg me een houten boekensteun te maken in de vorm van een opengeslagen boek. Ik deed dat, maar vond het saai. Dat was de reden dat ik er bladzijden in zaagde. De klant was erg enthousiast, wat voor mij weer reden was om meer boeken te gaan maken, maar dan niet als boekensteunen.”
Het pakte goed uit en ze ging op het concept door.
Dat het museum Catharijneconvent in Utrecht -vernoemd naar de martelares Sint Catharijne- deze bijzondere stadsgenote nog steeds niet met een expositie heeft geëerd… Hoe vanzelfsprekend past haar werk tussen die historische houten beelden van heiligen die een boek in de hand vasthouden. Onvergeeflijk, dat nog nooit iemand op dát idee is gekomen.
Jan Bom