De Italiaanse beeldhouwer Giacomo Manzù maakte in zijn leven meer dan 50 kardinalen, bijna allemaal in brons gegoten. Maar één bijzondere versie sneed hij uit in hout, in 1945.
Onze schrijver-beeldhouwer Jan Wolkers kreeg nog les van Manzù. En vree in de bios met zijn latere vrouw Inge, een Duits danseresje. Het is een saillante voetnoot in de kunstgeschiedenis.
De eerste kardinaal Seduto
Een speurtocht op internet naar houten beelden van wat de Italianen zelf de allergrootste beeldhouwer van de vorige eeuw noemen, eindigt zonder succes (de nog beroemdere Giacometti was een Zwitser). Er is slechts één afbeelding van Giacomo Manzù te vinden, gepresenteerd door de Londense galerie RKade. De Britten verkochten het werk ‘Cardinal Seduto’ voor een onbekend bedrag. Het is gesigneerd door de meester zelf, 88 centimeter hoog en met een sierlijkheid die je niet van een voormalige timmermansleerling zou verwachten. De lange vingers op de schoot van de houten kardinaal doen zelfs denken aan de verfijning van Balinese Art Deco.
Manzù werd op 22 december 1908 als Giacomo Manzoni in Bergamo geboren, als zoon van een arme schoenmaker. Een formele kunstopleiding volgde hij nooit. Het ambacht leerde hij eerst van een timmerman en later van een houtsnijder, waar hij beelden voor kerken sneed. Een vergulder en een stukadoor vervolmaakten zijn vaardigheden. Met zijn talenten had zij zo genoeg kennis in zijn rugzak gestopt om professioneel beeldhouwer te worden. En later werd hij er zelfs jarenlang ‘professore’ aan de Kunstacademie in Milaan mee.
Eerst kopieerde de jonge beeldhouwer Manzù traditionele beelden in zijn geboortestad in Noord-Italië, nog steeds een bakermat van hedendaagse houtkunst – vooral in Zuid-Tirol. Hij vertrok zonder een cent op zak naar Parijs, waar hij na twintig dagen bijna stervend van de honger op straat lag. Manzù werd door de politie terug naar Italië gestuurd. Daar kreeg hij de kans van zijn leven, toen de architect Giovannu Muzio hem de opdracht gaf om de kapel van de Università Cattolica del Sacro Cuore te decoreren, een klus waar hij van 1931 tot 1932 aan werkte.
Het leverde hem zoveel roem op dat hij niet veel later in Rome een tentoonstelling van zijn werken kon organiseren. En daar, in Vaticaanstad, zag hij de Paus met twee kardinalen, waaronder kardinaal Seduto. Die man, in zijn wijde mantel en zijn mijter op het hoofd, bleef hij de rest van zijn leven in beelden vastleggen, vooral in brons. Serieuze versies. Vrolijke. Minimalistische. En dus die ene in hout, pal na het einde van de Tweede Wereldoorlog.
Giacomo Manzù geeft les in beeldhouwen, zijn Duitse muze Inge poseert voor zijn leerlingen.
Manzù was in 1954 al een beroemdheid, met de Internationale Prijs van de Biënnale van Venetië op zak, toen de beeldhouwer-in-opleiding Jan Wolkers een maand lessen bij hem mocht volgen in Salzburg. Onno Blom wijdt er een hoofdstuk aan in zijn Wolkers-biografie ‘Het litteken van de dood’, onder de titel ‘Geheime Liebe’.
‘De erfenis van de renaissance’
Op de Sommerakademie für Bildende Kunst van Oskar Kokoschka ontmoet Wolkers Manzù en schrijft neerbuigend aan zijn vrouw: ‘Manzù heeft het uiterlijk van een dik caféhoudertje die de rekening verhoogt wanneer hij denkt dat de man en de vrouw die in zijn hotel slapen niet getrouwd zijn.’
Van die eerste indruk bleek niets te kloppen. Wolkers kwam erop terug: ‘Je zag hoe hij een portret of een naakt van het begin af aan opzette, opbouwde, en, virtuoos die hij was, met de erfenis van de renaissance tot in de toppen van zijn vingers, in korte tijd vervolmaakte. (-) Hij is ontstellend knap.’ Wolkers ziet ook een beeld van Manzù van een kardinaal en vindt overeenkomsten met zijn eigen Bijbelse inspiratiebronnen.
‘Een klassiek hoofd’
Manzù op zijn beurt was ook over zijn Nederlandse leerling zeer te spreken. In de les liet hij als voorbeeld een werk van Wolkers aan de andere leerlingen zien: ‘Dit is nu een klassiek hoofd.’ Wolkers werd de beste van zijn klas.
De meester leerde zijn leerlingen ook beelden van vrouwen te boetseren. Hij nodigde danseressen uit die in Salzburg waren voor de Festspiele. Een van hen was de piepjonge en beeldschone Inge Schabel uit München. Wolkers maakte schetsen van haar. Naakt, op de rug gezien. Hoog op haar benen en het hoofd licht gebogen. Ook van haar gezicht. ‘Een entzückendes schepsel’, herinnerde Wolkers zich later. In de vertaling betekent dat: schattig.
‘Geen beeld van de film gezien’
Inge vroeg Wolkers mee uit naar de bioscoop, waar de film ‘Geheime Liebe’ draaide. In de hoofdrol de tuttige blonde filmster Doris Day. Het was een erg hete zomerdag.
Wolkers schreef: ‘Voor de film begonnen was, was onze kleding al naar alle kanten opgeschort. We zweetten zo erg dat ik me afvroeg of de lens van de projector die vlak boven ons zijn lichtbundels de zaal in schoot er niet van zou beslaan. Haar oksel werd een kommetje vocht. Het smaakte net zoals het water uit de bergbeekjes dat langs de hellingen in de omgeving van het stadje stroomde, waarbij je, als je zo’n handje opschepte, altijd op moest passen dat je geen larf van een vuursalamander mee naar binnen slurpte. Ik heb geen beeld van die film gezien. Alleen hoorde ik zo nu en dan de kittige keukenmeidenstem van Doris Day. En zij bleef maar bij iedere kus en streling geheime Liebe kreunen.’
Een lange reeks met Inges volgden
Wolkers zag Inge daarna nooit meer terug, behalve op de tekeningen die hij van haar had gemaakt. Hij vertelde zijn biograaf Blom dat hij de getekende mond van Inge zo vaak had gekust, dat er niet meer dan een vlek van over was gebleven. Zijn toch al slechte huwelijk met de Zeeuwse schone Maria de Roo ging voorgoed naar de filistijnen.
De eveneens al getrouwde Manzù veroverde ook op zijn beurt Inge. Aan al zijn kardinalen voegde de Italiaan daarna aan zijn oeuvre een lange reeks van danseresjes toe, steeds met Inge als sierlijk model. Wolkers kwam daar pas tien jaar later achter, toen Manzù in Rotterdam in 1968 de opdracht kreeg om twee bronzen deuren voor de Laurenskerk te maken. Uit een begeleidend boek begreep Wolkers dat de toch al dertig jaar oudere Italiaanse kunstenaar in Inge een onafscheidelijke muze en levenspartner had gevonden. Ze zou bij hem blijven tot aan zijn dood in 1991.
‘Een laffe heldentenor uit de opera’
Het beeld van de Italiaanse meester kantelde opnieuw in het hoofd van Wolkers. ‘Zijn krulletjes zijn te glimmend en ordelijk en zijn blik te vroom-nietszeggend. Hij lijkt op een laffe heldentenor van de Italiaanse opera.’
Het hoofd van de houten kardinaal Seduto van Giacomo Manzù, met mijter.
De liefdesstrijd tussen Jan Wolkers en Giacomo Manzù doet vandaag denken aan de vermakelijke boeken en films over Don Camillo. Ze verschenen in dezelfde tijd als de ontmoeting tussen de Italiaan en de Hollander. De verhalen handelen over een robuuste dorpspastoor die voortdurend in de clinch ligt met de besnorde communistische burgemeester. De plaats van handeling: een dorpje aan de Italiaanse rivier de Po. Wolkers, zelf gecharmeerd van het communisme, kon zo de rol van burgemeester Peppone op zich nemen. En Manzú , met zijn eeuwige kardinalen, die van de dorpspastoor die het niet altijd even nauw nam met zijn geloof.
Jan Bom
Reacties zijn gesloten.