Vers en dus nog nat hout dwong Henry Moore (1898 – 1986), de bekendste Britse beeldhouwer van de vorige eeuw, tot een nieuwe abstracte beeldtaal.
Om ervoor te zorgen dat het hout gelijkmatig en zonder barsten zou drogen, zorgde Moore ervoor dat zijn allereerste ‘Liggende figuur’ nergens dikker was dan 20 centimeter. We schrijven 1936. Het resultaat was zo overweldigend, dat nog vele andere liggende figuren volgden, sommige enorm groot, in steen. De ‘Reclining figure’ van Moore ging een kunstenaarsleven lang mee.
Two Forms, 1934, Museum of Modern Art, New York / The Henry Moore Foundation.
Iepenhout staat bekend om de prachtige wilde tekening, maar ook om zijn sterkte. In oude tijden maakten wagenmakers er kruiwagens en wagenwielen van, omdat ze lang in het water konden staan zonder te gaan rotten. Britten maakten van iepenhout zelfs waterleidingen. Om diezelfde reden maakten begrafenisondernemers ook gebruik van iepen planken om daar doodskisten van te timmeren. Het hield hun begraven doden langer droog en wormenvrij.
Hout voor doodskisten
Droog iepenhout is keihard. Maar het kost zowat een kwart eeuw om het hout door en door te drogen. En zoveel tijd en geld had de jonge beeldhouwer Henry Moore niet. Hij had al de nodige beeldjes gemaakt van fraaie stukken tropisch hout, dat Groot-Brittannië in het begin van de vorige eeuw aanvoerde vanuit aangesloten kolonies. Hij had ook al ‘het gat’ ontdekt, ronde uitsparingen die ogen kon verbeelden.
Maar Moore maakte een kentering door en begon zich steeds meer en meer op de Britse natuur te oriënteren.
Head, Henry Moore, 1930
Van een op het strand gevonden steen (ironstone / ijzerzandsteen) kerfde hij al in 1930 een abstract vrouwenhoofd. De structuur van de door eb en vloed en zand gladgeschuurde steen hield hij als basis aan. Hij bracht niet veel meer dan een suggestie van ogen en oren aan. Wel sneed hij een duidelijke mond in. Het unieke beeldje van 17 centimeter hoogte moet nu geschat minstens 2,5 miljoen euro opbrengen, op een veiling van Bonhams. Ook zijn levenslange vriendin / collega-beeldhouwer Barbara Hepworth (1903- 1975) zocht met hem op hetzelfde strand stenen uit. Zij liet zelfs hele kratten vol naar haar atelier transporteren.
Na zijn verhuizing van de stad naar het platteland groeide ook de belangstelling van Moore voor inheemse boomsoorten, met name die voor de iep. Die overstap markeerde zijn carrière, door de bijzondere karakteristieken van het hout. Anders dan lindenhout of eiken wordt iep zelden gebruikt voor decoratief houtsnijwerk. De nerf van het hout is erg breed en gedraaid. Dit maakt het moeilijk om te snijden en ongeschikt voor alles wat een fijne of gedetailleerde afwerking vereist. Maar het laat zich wel heel fraai gladschuren, als een ‘rolling stone’ op het strand.
Het vocht spatte nog uit het hout
Moore bestudeerde de gedraaide nerf van een stuk nat iepenhout nauwkeurig, ongeveer ter grootte van 89 x 61 cm. Hij bracht er een idee op over dat hij had opgedaan van een beeld dat hij had gezien van de Maya’s. Een pre-Colombiaanse liggend figuur van een riviergodin had een opgeheven hoofd dat haaks op haar romp stond. De draaiing van het iepenhout leende zich perfect voor zulke buigingen en kantelingen.
Maar Moore gooide de figuur wel open, omdat hij zijn natte blok hout nu eenmaal moest laten drogen zonder scheuren. Tijdens het hakken en snijden spatte het vocht er zelfs nog uit. Maar de taaiheid van het hout gaf hem wel de gelegenheid diepe geulen te snijden in de borst en de knieën. De ruimtelijke openingen in zijn compositie waren geboren. Een nieuwe abstracte kunststroming kreeg zo vorm, geïnspireerd op organische vormen uit de natuur.
Na het eerste liggende beeld in hout volgden er nog vele vele anderen, steeds grotere ook.
De eerste liggende figuur was zo succesvol dat Moore in de daaropvolgende vier jaar nog twee werken uitsneed, elk groter dan het vorige. Hij kreeg steeds meer vertrouwen in het omgaan met het natte iepenhout en de uitdagingen van het bewerkingsproces. Zijn ambitie groeide om zulke beelden op steeds grotere schaal te gaan maken, in andere materialen. Hij werd er uiteindelijk wereldberoemd en steenrijk mee.
Terugkijkend op zijn beginperiode beschreef Moore de overstap naar iepenhout als een bevrijding. Het snijden van sommige van zijn eerdere houten beeldjes leek nu meer op ‘een muis die aan een gat knabbelt’.
Voor dit artikel is gebruik gemaakt van de research van de Britse kunsthistorica Ann Compton. Zij schreef op de website van Tate een uitgebreide analyse over de werken in hout van Moore: An essentially different kind of rhythm: Rediscovering Henry Moore’s Sculpture in Wood. Ook is er een boek van de fotografe Gemma Levine, die vastlegde hoe Moore op latere leeftijd nog steeds houten beelden maakte. Het heet ‘Henry Moore, Wood Sculpture‘ en is op internet nog steeds te koop, gebruikt, voor uiteenlopende prijzen: van 13 euro tot bijna 80 euro (zonder verzendkosten).